De adviescommissie werkt aan een gebiedsgerichte aanpak om de invloed van stikstof op het Liefstinghsbroek te verminderen. Tot op een zeker niveau is er al veel over stikstof bekend. Tegelijk weten we dat de omstandigheden in en rond ieder Natura2000 gebied in Nederland anders is. De meetgegevens rondom het liefstinghsbroek leveren nieuwe inzichten op die gebruikt worden voor het formuleren van betere adviezen en het nemen van de juiste beslissingen. Ook kunnen de betrokken partijen door de uitkomsten gezamenlijk leren over stikstof in relatie tot een gebiedsgerichte aanpak.
Onderstaande afbeelding laat het proces zien van de emissie (uitstoot) en depositie (neerslag) van stikstof. Het gaat hierbij om de stikstofverbindingen stikstofdioxide (NO2) en ammoniak (NH3).
Opzet pilot
De pilot wordt opgezet als een leeromgeving voor twee jaar. Hierna kan het eventueel als een standaard meetnet worden voortgezet. Het stikstofmeetnet staat daarbij niet op zichzelf, maar wordt gekoppeld aan de monitoring van de ecohydrologische kwaliteit, kwaliteit van grond- en oppervlaktewater en bodemkwaliteit.
Verschillende meetmethodes en organisaties
Bij de pilot zijn meerdere partijen betrokken: OnePlanet, Zicht op Stikstof, TNO (Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek), UvA (Universiteit van Amsterdam), WUR (Wageningen University & Research)/ WLR en het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Het meten van stikstof in en rond het Lieftinghsbroek gebeurt integraal en met de nieuwste technieken.
In onderstaande tabel laat zien wanneer welke metingen worden gedaan.
Wat meten? | Hoe? | Door wie? |
Stikstof in de buitenlucht (dynamiek) | Real time: sensore | TNO & OnePlanet |
Stikstof in de buitenlucht (standaard) | Maandelijks met meetbuisjes | RIVM |
Stikstof op de natuur (neerslag indicatie) | 2-maandelijks met meebuisjes en planten | Universiteit van Amsterdam |
Stikstof in en om de boerderij (experimenteel) | Real time: sensoren | WUR |
Realtime meetnet
De kern van het meetnet bestaat uit het real time meten van NO2 en NH3 in de buitenlucht rond Liefstinghsbroek. Stikstofsensoren van OnePlanet en TNO meten hiervoor 24 uur per dag. Gekoppeld hieraan meet het RIVM ook de gemiddelde stikstofdioxide- en ammoniakconcentratie op die locaties met de Palmes meetbuisjes. Deze meetbuisjes concentreren de stikstofverbinding uit de lucht over de periode van een maand.
Meerdere sensoren
Verder stelt het programma Zicht op Stikstof in aansluiting op het OnePlanet en TNO-meetnet ook stikstofsensoren op. Door een ander type sensor mee te nemen in de meetopzet, kunnen we kijken naar de verschillen tussen sensoren. Maar ook hoe de data van verschillende sensoren elkaar mogelijk kan versterken.
Chemische depositie
De stikstofconcentratie in de lucht is de bron voor stikstofdepositie. Lokale omstandigheden, met name het weer en het landschap zijn van invloed op de neerslag van stikstof. Om hier een indicat stelt de UvA meetpunten op. De depositie wordt bepaald met behulp van meettrechter opstellingen. In de opstelling wordt het plantje Bleek dikkopmos gebruikt. Dit is een sterke bioindicator voor stikstof.
Bedrijfsgebonden metingen
Als onderdeel van het meetnet worden ook bedrijfsgebonden real-time stikstofmetingen uitgevoerd. Het meest effectief en leerzaam is om bedrijven te monitoren die ten zuidwesten van het Liefstinghsbroek liggen. Dat komt omdat de wind de meeste stikstof vanuit die hoek naar het natuurgebied transporteert. Het is de bedoeling dat het betreffende bedrijf verschillende werkwijzen uitprobeert om te zien wat het effect daarvan is op de stikstofemissie.
Effectieve maatregelen
De verschillende meetmethodes en resultaten kunnen vervolgens met elkaar worden vergeleken. Samen geven de verschillende meetmethodes en resultaten een uitgebreid beeld van de stikstofsituatie in en rond het Liefstinghsbroek. Dat maakt het mogelijk om de meest effectieve maatregelen ter vermindering van de stikstofinvloed te bepalen. Anders gezegd: meetwerk zorgt voor maatwerk.